Terug naar overzicht

Column Ninke Happel: Oh, Paris

In de meivakantie fietsen we met onze twee tienerdochters dwars door Parijs. Van het Bois de Boulogne naar de Arc de Triomphe, via de Eiffeltoren naar de Notre-Dame en langs de koepel van Lafayette en de Bibliothèque Nationale naar het Centre Pompidou, Montmartre en de Sacré-Cœur.

De zon schijnt, de bomen staan in bloei, en inwoners en toeristen vertoeven massaal in de vele stadstuinen met de kenmerkende groene Jardin du Luxembourg-stoeltjes. De stad bruist van het leven. “Dit is echt mooi!” roept onze oudste dochter uit, terwijl we fietsen door het magische decor van pleinen, bruggen en boulevards.

Die schoonheid kent een opmerkelijke oorsprong. In de negentiende eeuw gaf keizer Napoleon III zijn prefect Georges-Eugène Haussmann opdracht het middeleeuwse Parijs te transformeren. In amper twintig jaar zette Haussmann een groot deel van de stad rigoureus naar zijn hand – voor orde, hygiëne en moderniteit. Alles wat daaraan niet voldeed, moest wijken voor rechte, ruim gedimensioneerde boulevards, grote pleinen en parken. Het was een even controversieel als revolutionair sloop-nieuwbouwproject, dat de basis legde voor het prachtige Parijs van nu.

Hoewel ik de stad regelmatig bezoek, gaat deze trip down memorylane. Ik bezocht Parijs namelijk ook met mijn ouders in mijn jeugd. Niet op de fiets, maar per metro. Ik herinner me dat het Haussmanniaanse straatbeeld destijds gedomineerd werd door eindeloze files, claxonnerende scooters en verstikkende uitlaatgassen. Geen plek voor een toeristisch gezin op de fiets.

Dat wij nu, 30 jaar later, met onze dochters relatief veilig door deze stad fietsen, komt natuurlijk door hun goed aangeleerde en stadse fietsskills waarmee ze behendig over de stervormige kruispunten van Haussmann manoeuvreren. Maar eerlijk is eerlijk, het komt vooral door een even rigoureuse stadsrenovatie onder leiding van burgemeester Anne Hidalgo. Zij hanteert een vergelijkbare schaal van stedelijk denken als Haussmann, maar bouwt evolutionair voort op wat er al is – met een trefzeker waardekompas van duurzaamheid, gezondheid en sociale rechtvaardigheid.

De tekst gaat door onder de afbeelding.

Foto © Karin Borghouts, 2015, serie Paris Impasse, Cité Saint-Martin, 10e arr. Parijs
Foto © Karin Borghouts, 2015, serie Paris Impasse, Cité Saint-Martin, 10e arr. Parijs

Al fietsend valt op hoe de auto is teruggedrongen. Autoluwe straten bieden nu ruimte aan vertraging en ontmoeting. Ik heb me laten vertellen dat in de binnenstad inmiddels 40% van de autos plaats heeft gemaakt voor fietspaden, bomen, plantsoenen, speelplekken en moestuinen. En dat merk je.

We kopen een broodje bij een fotogenieke boulangerie en nemen pauze op het hellende plein bij het Centre Pompidou. Het is er ongewoon stil. De jongste dochter zegt vanonder haar pet: “Het is hier saai en dit gebouw is echt lelijk. De hele stad is mooi beige met sierlijke balkonnetjes en zo – en dit hier lijkt wel een steiger.” Ze wijst naar de stalen constructie, de pijpen, buizen en trappen.

Wij schieten in de lach en doen een poging om uit te leggen dat dit gebouw in de jaren ’70 revolutionair was: “De toen jonge architecten Renzo Piano en Richard Rogers wonnen in 1971 een architectenselectie met het idee om de opkomende gebouwinstallaties niet weg te stoppen, maar juist zichtbaar te maken. En met het idee van dit hellende plein, waarmee het culturele programma ook levendigheid op straat zou brengen. Eigenlijk een soort binnenstebuitengebouw.” Onze architectonische verdediging komt niet echt over. Immers, door de tijdelijke sluiting doet het gebouw niet waar ze al 50 jaar goed in is. Er zijn geen skaters, straatartiesten of toeristen te bekennen. Niks te doen, niks te zien. Sáái dus!

Terwijl we snel verder fietsen, bedenk ik me: stedelijke planning in Parijs is steeds een cultureel experiment om revanche te nemen op de status quo. Bij Haussmann op de verkrotting, bij Centre de Pompidou op het museum als bastion voor intellectuelen en bij Hildago op autoterreur. De inzet is de revolutie van de gedeelde ruimte en het middel is lef.

Over Ninke Happel

Ninke is architect en mede-oprichter van architectenbureau Happel Cornelisse Verhoeven. Met het bureau werkt ze, naast de huisvestingsopgave, aan renovaties, restauraties en herbestemmingen van publieke gebouwen en interieurs in Nederland en België. Ninke is jurylid van de Gulden Feniks en nu ook vaste columnist bij NRP. Iedere twee maanden schrijft ze over wat haar bezighoudt in de (bouw)wereld.

Het beeld bij deze column wordt op verzoek van Ninke verzorgd door fotograaf Karin Borghouts. Karin heeft een uitzonderlijk oog voor dagelijkse taferelen. Met haar fotografie bevraagt zij de gebouwde omgeving.

Foto: Sylvana Lansu