Terug naar overzicht

Column Vincent van Rossem: Manifest

11 januari 2021
Column Vincent van Rossem: Manifest

Het tijdschrift de Architect viert zijn vijftigste verjaardag met een boek, getiteld ‘Manifest. Architecten over klimaat en ongelijkheid’. Dat maakt nieuwsgierig. Het manifest is immers altijd een document geweest waarmee architecten een radicaal nieuwe visie op het vak aankondigden. Daarom was het eerste deeltje in de reeks Bauwelt Fundamente een bundel van manifesten uit de twintigste eeuw. Denk ook aan het manifest van de Forum Groep uit 1959: ‘het verhaal van een andere gedachte’.

Toch stelt het boek teleur. Van een radicaal nieuwe visie is geen sprake. Er worden, aan de hand van interviews, drie thema’s behandeld: klimaat, ongelijkheid en de rol van de architect. Het klimaat is een nieuw probleem, maar ook weer niet zo nieuw. Het is duidelijk dat sommige architecten zich meer zorgen maken over de toekomst van onze planeet dan anderen. Zij hebben zich verdiept in de finesses van het productieproces dat bouwen in feite is, met alle pijnlijke dilemma’s van dien. Die anderen zijn tevreden als ze voldoen aan de regelgeving. Het valt op dat hergebruik en renovatie, over klimaat gesproken, geen aandacht krijgen. De getoonde projecten zijn vrijwel zonder uitzondering dure nieuwe gebouwen met een bijzondere functie. Sommige architecten zeggen onomwonden dat zij het als hun primaire taak beschouwen om mooie gebouwen te maken.

Het thema ongelijkheid zegt hedendaagse architecten blijkbaar niets, misschien ook omdat het in de politiek geen rol meer speelt. Toch is het zo dat een groot deel van de bevolking geen deel heeft aan het leven dat zich afspeelt in al die mooie gebouwen, behalve dan als schoonmaker. Voor die mensen is de Triodos Bank in alle opzichten een andere wereld. Ook hun huisvesting staat niet hoog op de agenda. Het lijkt alsof woningbouw sowieso uit de gratie is bij de beroepsgroep. Een enkeling wijst op de dramatische woningmarkt in de grote steden en op de noodzaak om voor de middeninkomens te bouwen. Maar niemand stelt de vraag waar die schoonmakers en de taxichauffeurs dan moeten wonen. En niemand neemt de moeite om principiële vragen te stellen over de stadsvernieuwing, die al lang geleden, geheel terecht, door Amsterdamse krakers werd aangeduid als stadsvernieling.

Ik heb leeftijdgenoten, Boomers, binnen zien lopen met een architectenbureau. Maar al met al heeft het neoliberalisme het architectenberoep niet veel goeds gebracht. De rol van de architect in de woningbouw is door projectontwikkelaars volledig uitgehold. Daar wordt over geklaagd, maar was het niet altijd al zo, bijvoorbeeld bij de Amsterdamse School, dat architecten vooral werden ingehuurd om het stempel geen bezwaar van de Schoonheidscommissie te verkrijgen? Het is een mooie gedachte dat de architect als een groot dirigent, een echte kunstenaar, alle instrumenten in de bouw tot perfecte samenklank weet te brengen. De werkelijkheid is anders. Wethouders, projectontwikkelaars en aannemers zijn geen fijne mensen om mee samen te werken. Ik heb nog eens een huilende architect geïnterviewd, niet de eerste de beste. Het is jammer dat er in dit boek zoveel ruimte wordt gegeven aan ijdele kletspraat, de architectenbabbel, die niets bijdraagt aan het maatschappelijk debat.