Twee landelijke dagbladen brachten het nieuws groot op de voorpagina en het acht uur journaal opende ermee: het gaat niet goed in woonwijken met veel sociale huurwoningen. Dat zijn vooral naoorlogse woonwijken. In oudere woonwijken is door de verkoop van huurwoningen een geheel andere situatie ontstaan. Particuliere eigenaren van sociale huurwoningen kunnen hun bezit voor goed geld van de hand doen aan gretige kopers.
Vroeger wist alleen de Amsterdamse politie waar het Mercatorplein is, maar inmiddels kan een ambtenaar met een redelijk salaris daar geen huis meer kopen. Ook in Bos en Lommer hebben particulieren hun afgeschreven huurwoningen verkocht. Je kon daar rond 1990 nog voor 60.000 gulden een appartement kopen.
Maar in de naoorlogse wijken ging alles anders. Daar waren namelijk vrijwel alle woningen in bezit van corporaties. Die werden in 1993 door staatssecretaris Enneüs Heerma omgebouwd tot zelfstandige projectontwikkelaars in de woningbouw. Daarmee kwam een einde aan de traditionele volkshuisvesting. Het bespaarde miljarden en paste perfect in het neoliberale plaatje van de terugtredende overheid. Zoals bekend heeft dit tot problemen geleid. De corporaties namen grote financiële risico’s bij de vernieuwing van de naoorlogse wijken en kwamen na 2008 in ernstige moeilijkheden door de kredietcrisis. Na veel politiek geharrewar werd de taak van de corporaties op de woningmarkt weer ingeperkt tot de sociale huursector. En inmiddels, zo bleek dus uit het nieuws van 3 februari, heeft ook deze maatregel weer verkeerd uitgepakt.
Het besluit van 1993 was natuurlijk een fatale vergissing. De corporaties hadden decennia lang hele woonwijken beheerd en deden dat bijzonder goed. Maar zij waren totaal niet voorbereid op hun nieuwe taken in de woningmarkt. Grote aantallen afgeschreven huurwoningen werden gesloopt, wat een particuliere eigenaar natuurlijk nooit zou doen. Sterker nog, geen verstandig mens sloopt woningen in een land met permanente woningnood. Zo was ook de kans verkeken om in de bestaande woningvoorraad een betere balans te creëren tussen huur en koop. Er ontstond een kloof tussen oude goedkope huurwoningen en veel duurdere nieuwbouw.
Die kloof dreigt nu fataal te worden voor wijken met veel sociale huurwoningen. Bovendien zijn de regels aangescherpt voor sociale huur. Alleen de laagste inkomens komen nog in aanmerking, het gebruikelijke ‘scheef wonen’ is taboe verklaard, zodat die mogelijkheid voor de nodige sociaaleconomisch variatie in een wijk niet meer bestaat. Daar komt nog bij dat de neoliberalen ook de zorg grondig gesloopt hebben, waardoor de sociale huur een soort psychiatrische inrichting is geworden. Maar dan zonder gediplomeerd personeel.
Het nieuws van vandaag is morgen oud nieuws, maar deze noodkreet van de corporaties is een teken aan de wand. Hele woonwijken waar in de jaren vijftig en zestig de aspirant middenklasse heel gelukkig was, dreigen ontwricht te raken door het neoliberale volkshuisvestingsbeleid dat in 1993 van start is gegaan. Zoals altijd heeft de minister snel een kleine concessie gedaan. Maar dat is niet genoeg. Het wordt hoog tijd om de verzorgingsstaat te renoveren. De terugtredende overheid heeft een ongekende sociale ravage aangericht. Die is nu zichtbaar geworden in de sociale huur.