Terug naar overzicht

Column Vincent van Rossem: Even Apeldoorn bellen

05 oktober 2020
Column Vincent van Rossem: Even Apeldoorn bellen

Deze maand viert Wim Quist zijn negentigste verjaardag. Bij de jongere lezers zal zijn naam niet meteen een beeld oproepen. Toch is er minstens een gebouw dat velen wel kennen, Museum Kröller-Müller in Otterloo. Niet ver daarvandaan ligt het Jachtslot St. Hubertus, dat Berlage heeft gebouwd voor de heer en mevrouw Kröller-Müller. Ik was op excursie in Apeldoorn en bezocht ook Radio Kootwijk, met het befaamde zendstation van Jules Luthmann. In Apeldoorn zelf staat het gebouw van Centraal Beheer, ontworpen door Herman Hertzberger. Dat is de verzekeringsmaatschappij met de geniale reclamecampagne ‘even Apeldoorn bellen’.

Quist en Hertzberger zijn leeftijdgenoten, Hertzberger is twee jaar jonger. Maar hun architectuur verschilt wezenlijk. De uitbreiding voor het museum in Otterloo die Quist in 1970 heeft ontworpen, kunnen we aanduiden als ‘klassiek modernisme’, glas en zwart staal op een laag plintje van beton. De positionering van de toen nieuwe ingang is briljant, de bezoeker wordt getrakteerd op een onvergetelijk beeld waarin natuur, architectuur en kunst samensmelten. De geheel gesloten gemetselde muren van het oude museum, ontworpen door Henri van de Velde, geven de looprichting aan, naar de minimalistische ingang van Quist, de natuur is misschien nog wel het meest manifest aanwezig. Ook het interieur is een ware exercitie in toveren met niets, glas, uitzicht op het bos, dunne zwarte kolommetjes, lichtgrijs linoleum. Alles is logisch, sereen, perfect, een absoluut meesterwerk. 

Hertzberger was natuurlijk de belangrijkste architect van de Forumbeweging. Laat Aldo van Eyck het niet horen, maar hij was meer de man van de theorie. Centraal Beheer werd in 1972 geopend en was meteen wereldberoemd. Hertzberger had een revolutionaire oplossing bedacht voor de plattegrond van een kantoorgebouw, die ook in het exterieur perfect tot expressie is gebracht. Precies zoals Forum beoogde, slaagde Hertzberger erin om het kantoorleven een menselijk gezicht te geven, het streven was altijd om een soort dorpsgemeenschap te creëren. Het gebouw heeft jarenlang goed gefunctioneerd. Maar toch is de excentrieke detaillering inmiddels gedateerd en bij nader inzien misschien wel lelijk, wat rommelig ook en in elk geval niet elegant. 

Wat betreft wonderlijke detaillering is het Jachtslot St. Hubertus ongetwijfeld een hoogtepunt in de Nederlandse architectuurgeschiedenis. De termen mooi en lelijk zijn hier niet meer van toepassing, het is grotesk. De hal is een onaangename duistere ruimte, een soort rouwkapel. De gemetselde plafonds in de woonvertrekken zijn onbegrijpelijk. Waarom bedenkt een architect zoiets? En dan op de koop toe overal dat schoon metselwerk, terwijl de buitenmuren zijn opgemetseld met een tamelijk lompe steen die geen fijne kleur heeft. Berlage blijft vooralsnog een raadsel dat architectuurhistorici niet doorgrond hebben. Zijn werk is nooit toegankelijk, altijd weerbarstig en tobberig. Maar geen enkele andere architect heeft in die jaren een dergelijk oeuvre tot stand gebracht. 

Zo blijft architectuurgeschiedenis een boeiend vak, dat zelfs een kort verblijf in Apeldoorn de moeite waard maakt. Centraal Beheer staat nu leeg, maar krijgt ongetwijfeld een nieuw leven. Het Jachtslot, nu een museumwoning, is niet zo lang geleden perfect gerestaureerd. Het werk van Quist functioneert nog in volle glorie.