Tuinwijk Zuid in Haarlem is 100 jaar oud. De wijk staat er prachtig bij, als nieuw. Dat mag een wonder heten want dergelijke woningcomplexen worden doorgaans gesloopt. Ook in Haarlem heeft het niet veel gescheeld, maar nu heeft de wijk een beschermde status. Woningboeren hebben nooit veel geduld met sterk verouderde huurwoningen, in hun ogen is nieuwbouw altijd aantrekkelijker. In die kringen beseft men nog steeds niet dat slopen in alle opzichten de slechtste keuze is, de bewoners zijn wanhopig, bouwmateriaal wordt verspild en het milieu trekt aan het kortste eind. Tuinwijk Zuid is ronduit schitterend, maar die vooroorlogse tuinwijkjes zijn eigenlijk allemaal heel charmant. Mensen wonen er graag.
De monumentenzorg heeft altijd problemen gehad met volkshuisvesting en dat is ook wel enigszins begrijpelijk. Er is immers veel van, de architectuur is eenvoudig en restaureren was altijd te duur voor betaalbare huurwoningen. Inmiddels zijn architecten echter heel goed in staat om dit erfgoed op een intelligente manier te renoveren. En inmiddels beginnen dergelijke wijkjes ook zeldzaam te worden. Het wordt tijd om eens een landelijke inventarisatie te maken van wat er nog resteert. Onlangs was er weer gedoe over woningen in Voorburg, niet meer van deze tijd, aldus de eigenaar. De Bond Heemschut heeft een werkgroep sociale woningbouw gevormd. Van de Rijksdienst horen we zoals gebruikelijk niets.
Tuinwijk Zuid is ontworpen door J.B. van Loghem. Toen ik studeerde, lang geleden, leerde je nog wel dat hij behoorde tot de pioniers van het Nieuwe Bouwen in Nederland. Ik heb ook zijn boek ‘Bouwen’ uit 1932 grondig bestudeerd. In zijn architectonische werk manifesteert de karakteristieke signatuur van het Nieuwe Bouwen zich pas laat, hij liep toen al tegen de vijftig, maar in essentie getuigt ook zijn vroegere werk van een moderne geest. Daarbij was H.P. Berlage het grote voorbeeld. De baksteenarchitectuur van Tuinwijk Zuid oogt niet revolutionair, het gaat echter om de maatschappelijke rol van de architect. Berlage voelde zich niet te goed om in Amsterdam Noord volkswoningen te bouwen, dat was destijds een wonder. De pioniers formuleerden een geheel nieuwe visie op het vak, de vormentaal was bijzaak, zij voorzagen dat de architect in de toekomst gestalte zou moeten geven aan de nieuwe wereld van het democratisch socialisme.
Na de oorlog was dit inderdaad het werk van een hele generatie architecten en stedenbouwers. Elke tien jaar een miljoen nieuwe woningen, met de bijbehorende scholen, ziekenhuizen enzovoort. Zoetjesaan werd het natuurlijk routine, maar architecten als Aldo van Eyck, Theo Bosch en Jan Sterenberg hebben nog lange tijd getuigd van het idee dat architecten verantwoordelijk zijn voor een humane leefomgeving. In mijn vakblad komen wel architecten aan het woord die technisch heel serieus met het vak bezig zijn, maar wat ik mis in het discours is een brede visie op stad en land. Zij laten zelden van zich horen. Zelfs nu er in ons land sprake is van totale chaos. De ravage zal toch hersteld moeten worden, de BV Nederland is roemloos ten onder gegaan. De vraag is wat nu?
Fotograaf G.J. Dukker, via Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed