Terug naar overzicht

Column Vincent van Rossem: Stikstof

01 oktober 2019
Column Vincent van Rossem: Stikstof

In 1994 schreef ik in een boekje dat het Nederlandse platteland een ‘biologisch rampgebied’ was geworden (Randstad Holland, p 39). Dit wekte alom verbazing en ook de nodige verontwaardiging. Velen dachten toen nog dat een groene wei iets met natuur te maken heeft. Dat was een kwart eeuw geleden. Helaas is er sindsdien niet veel veranderd, politiek Den Haag heeft geen enkele belangstelling voor het platteland. Met als enige uitzondering de Partij voor de Dieren, die in 2002 werd opgericht door Marianne Thieme.

Het is misschien een wat wonderlijke partij, maar ik heb sinds 2006 op Thieme gestemd. Hoongelach werd steevast mijn deel wanneer die keuze ter sprake kwam. Toch was de PvdD de enige partij in de Tweede Kamer die systematisch de meest schandalige misstand van Nederland ter sprake bracht: de intensieve veehouderij. Daarbij was dierenwelzijn in hun ogen het grootste probleem. Daarover kan men van mening verschillen, maar de kippenindustrie en de varkenshouderij, de plofkip en de kiloknaller, zijn natuurlijk een vorm van grootschalige dierenmishandeling die in een beschaafd land verboden zou moeten worden.

Dat was echter niet het enige probleem. Al in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd duidelijk dat Nederland een mestoverschot had. Wij importeren grote hoeveelheden veevoer en exporteren vlees, de mest blijft achter in ons land. Tal van dorpen in Brabant zijn onbewoonbaar door varkensstallen. De mest wordt illegaal uitgereden op het land. Ook de melkveehouderij is een probleem geworden sinds het loslaten van de melkquota. Het Ministerie van Landbouw heeft willens en wetens ernstige milieuproblemen laten ontstaan, een bom die nu eindelijk, door de rechterlijke uitspraak inzake stikstof, gebarsten is. De helft van alle stikstofuitstoot komt uit de veehouderij.

De ruimtelijke ordening in ons land wordt nu gegijzeld door een bedrijfstak die economisch van marginaal belang is en die de leefbaarheid van het platteland ernstig heeft aangetast. Om maar niet te spreken van de recreatieve waarde, de bonte wei is een monotoon industrieterrein geworden en vrijwel alle insecten zijn verdwenen. Politiek Den Haag is wakker geschud omdat er nu een moratorium rust op duizenden bouwvergunningen. Dat probleem moet natuurlijk op betrekkelijk korte termijn opgelost worden, maar het is toch te hopen dat men tot het inzicht komt dat de intensieve veehouderij geheel moet verdwijnen. Niet alles kan, om met Remkes te spreken. Het zou prachtig zijn als ook het dierenwelzijn een plaats krijgt in een eventuele toekomstvisie, dan heeft Marianne Thieme werkelijk een punt gemaakt.

Nederland is sterk verstedelijkt en omdat de meeste politici in die steden wonen, lijkt het resterende platteland een bijzaak, we gaan immers per vliegtuig naar verre landen om te recreëren. Misschien gaat ook aan die wonderlijke praktijk sneller een eind komen dan we gedacht hadden. Maar het is niet fijn kamperen onder een enorme windturbine. Het zou verstandig zijn om weer eens goed na te denken over de relatie tussen stad en land. Waar blijft het NRP van de landschapsarchitecten? Het is hoog tijd om het uitgewoonde landschap van de herverkavelingen opnieuw in te richten, voor een wereld zonder vliegvakanties, met duurzame landbouw, waarin de rijke flora en fauna van ons land zich kunnen herstellen.