Het is alweer dertig jaar geleden: zo heette het ambitieuze project met tentoonstellingen en een boek om een visie te ontwikkelen op Nederland in 2050. In die verre jaren dachten planologen, stedenbouwers en beleidsambtenaren in scenario’s, een soort modellen. Men had vier scenario’s ontwikkeld, min of meer langs bestaande politieke lijnen: ‘zorgvuldig’, een beetje CDA, ‘kritisch’, zeg maar links, ‘dynamisch’, de partij van de ondernemers, en ‘ontspannen’. Dat laatste scenario sprak mij het meeste aan, misschien omdat het politiek alles in zich verenigde: iedereen rijk in een door en door verstandig land.
Destijds was ik niet erg onder de indruk, maar nu er weer verkiezingen naderen, denk je toch: waarom lukt het niet om al die politieke meningsverschillen samen te vatten in vier duidelijke visies op de toekomst van ons land? Destijds waren er ook nog prachtige plaatjes bij. Dan is er wat te kiezen voor mensen die niets van politiek begrijpen. Met enige moeite kan het huidige politieke landschap wel een beetje volgens die modellen geordend worden, maar er is veel ruis en onduidelijkheid, om maar niet te spreken van de verwarring die door de populisten gepredikt wordt. Geen enkele partij biedt mij een samenhangende visie op Nederland in 2050.
En juist nu is er eindelijk weer sprake van een gunstig economisch perspectief. De Nederlandse vastgoedmarkt overtrof in 2016 het recordjaar 2007. De chipmachine fabrikant ASML gaat Brabant op de wereldkaart zetten. De Nederlandse agrarische export breekt records. In Roermond gaat het goed met de middenstand. De bouw van windmolenparken op zee wordt een echte industrie. Het MKB fabriceert niet alleen klompen voor Chinese toeristen maar ontwerpt en bouwt ook uiterst geavanceerde machines. Kortom, er wordt geld verdiend.
Maar wat gaan we met dat geld doen? Nog meer dure Duitse auto’s kopen? Die vraag werd al in 1958 gesteld door de Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith in zijn boek The Affluent Society. Hij pleitte voor investeringen in de publieke sector, met name onderwijs.
Nederland doet het overigens helemaal niet slecht op dat gebied. Ook de infrastructuur in ons land is bijna perfect in orde. In de uiterwaarden bij Wageningen zie ik een klein wonder gebeuren, waar het gemeentebestuur in de jaren zestig nog een soort Bijlmer wilde bouwen. Nijmegen heeft een nieuwe relatie met de Waal gekregen. Misschien zijn we in alle stilte wel gewoon op weg naar dat ‘ontspannen’ scenario van dertig jaar geleden.
In Maastricht wordt industrieel erfgoed op het Sphinxterrein gerenoveerd. De oude elektriciteitscentrale van dat bedrijf, sinds 2008 een rijksmonument, is met de bijbehorende ketelhuizen verbouwd tot bioscoop met restaurant en café. Wereldschokkend nieuws is dat niet meer voor verwende Nederlanders en het is voor architecten al bijna routinewerk geworden. Maar in 1987 had nog niemand gehoord van industrieel erfgoed. En zo te zien is het geen goedkoop klusje geweest, met ongetwijfeld een flinke bijdrage van de overheid. Dat geld is goed besteed, aan ons erfgoed en aan een mooie publieke ruimte. Als er na de verkiezingen eigenlijk niets verandert, ben ik al heel tevreden.