Terug naar overzicht

Stadsvernieuwing als sociale innovatie

15 oktober 2020
Stadsvernieuwing als sociale innovatie

Nederland staat voor de omvangrijke opgave om miljoenen huizen te verduurzamen en van nieuwe energie- en warmtebronnen te voorzien. In het publieke debat hierover richt de aandacht zich voornamelijk op techniek en financiën. De vraag of het vervangen van hr-ketels voor warmtepompen wel effectief is en wat de kosten zijn van het verduurzamen van woningen, domineert op dit moment de discussie.

Natuurlijk zijn technisch vernuft en kosteneffectiviteit relevant voor de slagingskans van de energietransitie, maar dat geldt evenzeer voor eerlijkheid en sociale rechtvaardigheid. Juist op deze punten is nog een wereld te winnen. De energietransitie is namelijk niet alleen technisch en financieel-economisch gezien een flinke opgave, maar ook een sociale uitdaging van formaat. Eén die niet alleen gaat over duurzaamheidsdoelstellingen in ‘enge’ ecologische zin, maar ook over solidariteit en het organiseren van sterkere en vitalere buurten en wijken.

Er zijn belangrijke lessen te leren uit de stadsvernieuwing

De komende jaren zullen overal in het land woonwijken stap voor stap moeten verduurzamen en van het aardgas af moeten. In de wijkgerichte aanpak die het Rijk voorstaat, hoeven we niet op nul te beginnen. Er zijn belangrijke lessen te leren uit de stadsvernieuwing. Deze episode in de architectuur- en stedenbouwgeschiedenis staat gelukkig weer volop in de belangstelling. Lang zijn de woningbouwprojecten uit de jaren ‘70 en begin jaren ‘80 verguisd, maar er is een kentering gaande. Een voorhoede van architecten en erfgoedzorgers verklaart openlijk de liefde aan kashba’s, doolhoven met dakkapellen, bielzen en bruidssluier en het structuralisme van de ‘nieuwe truttigheid’.

Enorme experimenteerdrift

Met de verkenning Post 65 van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de oplevende belangstelling voor de architectuur en stedenbouw van de ‘krities’ jaren zeventig een officiële bedding gekregen. De inventarisatie van de bouwproductie in de periode 1965-1990 resulteert in een aanzwellende stroom van bijeenkomsten, symposia en interessante publicaties. Wie studies als ‘Stadsvernieuwing in Stroomversnelling’ en ‘Experimentele woningbouw in Nederland 1968-1980’ doorbladert, verbaast zich over de enorme experimenteerdrift in deze periode, zowel fysiek als sociaal. Stadsvernieuwingsprojecten kenmerken zich namelijk niet alleen door hun opvallende architectuur, maar ook door de bijzondere wijze waarop ze tot stand zijn gekomen in samenspraak met bewoners. Ze zijn het product van een participatieve aanpak.

Groeiende aandacht voor het verschijnsel 'gemeenschap'

In de tijd dat de grootschaligheid van de cityvorming werd verruild voor de kleinschaligheid van ‘bouwen voor de buurt’, stond een nieuwe generatie architecten en stedenbouwers op die de mens centraal stelden in het bouw- en ontwerpproces. Een fundamentele bewogenheid over de problemen van de samenleving resulteerde in een groeiende aandacht voor het verschijnsel ‘gemeenschap’. De stad werd opgevat als een complex, gelaagd en sociaal systeem, en architectuur als een ruimtelijke vorm van sociologiebeoefening. Het ging over maatschappelijk verantwoord bouwen voor en mét bewoners. Architecten kregen daarbij hulp van opbouwwerkers die bewoners ondersteunden in hun inbreng in de stadsvernieuwing. Projectorganisaties werden opgezet waarin bewoners met ambtenaren en corporatiemedewerkers plannen maakten en uitvoerden.

Een schat aan informatie en inspiratie

In een periode van twintig jaar werd zo een bijzonder effectieve operatie op gang gebracht, die vele verpauperde binnensteden uit het slop hielp. Wat is logischer dan te leren van de planning-, organisatie- en participatielessen van de stadsvernieuwing nu we voor de vergelijkbare opgave staan om de totale woningvoorraad te verduurzamen en klimaatproof te maken? De honderden stadsvernieuwingsplannen die in de jaren ‘70 en ‘80 zijn uitgevoerd, bieden een schat aan informatie en inspiratie over hoe je bewoners betrekt en ze zeggenschap en een gelijkwaardige positie geeft in het plan- en bouwproces. En hoe je buurtgericht en integraal werkt, met aandacht voor de kwaliteiten van de bestaande context en de slimme stapeling van sectorale geld- en subsidiestromen.

Leren van het verleden gaat niet vanzelf

Leren van het verleden gaat echter niet vanzelf. Er zullen op de burelen van de ministeries in Den Haag, in de gemeentehuizen en in de kantoren van woningcorporaties nog maar weinig bestuurders en ambtenaren rondlopen met een actieve herinnering aan de stadsvernieuwing. Hier ligt dus een uitdagende opgave en opdracht voor erfgoedzorgers. Met hun inmiddels opgedane kennis over Post 65 kunnen ze zorgen voor een productieve ‘kortsluiting’ tussen toen en toekomst. Dat betekent wel dat ze de oogst van Post 65 niet enkel op cultuurhistorische waarde moeten schatten, maar ook oog moeten hebben voor de sociale innovaties van toen. Juist die hebben toekomstwaarde.

Joks Janssen