Door JaapJan Berg, onafhankelijk publicist, moderator en onderzoeker op het gebied van architectuur en ruimtelijke ordening.
Afgelopen juni werden in Den Haag de jaarlijkse prijzen voor de NRP Gulden Feniks uitgereikt. Een inmiddels vast onderdeel in de agenda van ontwerpend, bouwend en (her-)ontwikkelend Nederland. Herontwikkeling en transformatie zijn inmiddels vanzelfsprekende factoren geworden in het Nederlandse bouwlandschap. Vanzelfsprekend, maar niet onveranderlijk. Zo blijkt bij nadere bestudering van recente gebeurtenissen en het raadplegen van betrokkenen.
De uitreiking van de prijzen, de overwegingen van de jury, alsmede een aantal recente ontwikkeling in de markt en politiek bieden aanleiding om status en perspectieven van renovatie en transformatie tegen het licht te houden.
De Gulden Feniks om te beginnen is een prijs die volgens initiator en organisator NRP integraal is omdat projecten beoordeeld worden op zowel economische aspecten, innovatie als technische uitvoering. Daarnaast tellen ook de culturele waarde, duurzaamheid, functionele kwaliteit en maatschappelijke waarde een belangrijke rol. Zowaar geen bescheiden meetlat om projecten langs te leggen ... De drie winnende projecten dit jaar scoorden volgens de jury bovengemiddeld op meerdere van deze criteria. Voor de volledigheid: in de categorie renovatie ging de prijs zo naar Musis Sacrum in Arnhem, in de categorie transformatie werd de Blokhuispoort in Leeuwarden gekozen en de Nijmeegse Kloostertuin won in de categorie gebiedstransformatie. Zij kwamen alle voort uit de 64 projecten die dit jaar waren ingezonden.
Alle drie projecten geven invulling aan het hergebruik van gebouw of gebied met nieuw programma en functies. De Arnhemse muziektempel begint aan een tweede leven doordat, volgens de jury, overtuigend gewerkt is vanuit integraal denken waardoor dit ‘sublieme’ resultaat mogelijk werd. De Blokhuispoort, een voormalige gevangenis die eind 2007 de deuren sloot, is door eigenaar, ontwikkelaar en verhuurder Boei omgevormd tot een cultureel complex met ruimte voor start-ups, waar muziekoptredens plaatsvinden en natuurlijk de onvermijdelijke horecafaciliteiten. Het project kreeg al eerder glans als ‘welkomstlocatie’ van de Culturele Hoofdstad. Bij de Nijmeegse Kloostertuin werd naar ontwerp van het bureau DiederenDirrix een woon-zorgcomplex voor (jawel) paters is gerealiseerd. Een zeer specifieke en sterk krimpende niche, dunkt me. Daarom heeft men bij deze transformatie waarschijnlijk al rekening gehouden een volgende. Een deel van de woningen kan te zijner tijd relatief eenvoudig samengevoegd worden tot commerciële appartementen.
Niets ten nadele van de twee culturele, publieke projecten, maar van de drie winnaars raakt alleen het Nijmeegse woonproject aan een kwestie die door betrokkenen (ook tijdens de bijeenkomst in Den Haag) als urgent wordt beschouwd: wonen. Volgens juryvoorzitter Geurt van Randeraat viel het sowieso op dat er ditmaal weinig woningtransformatieprojecten werden ingezonden. Het lijkt te bevestigen dat de economische hausse en gedeeltelijk overspannen woningmarkt en -bouw kunnen zorgen voor verschuivingen en verplaatsing van accenten in de manier waarop en waar gebouwd wordt. Veranderingen die de nu nog bloeiende transformatiebouw mogelijk dus parten zouden kunnen spelen. De enorme en instant vraag naar woningen zet nu al, volgens velen, de vaak tijdrovende (want zorgvuldige) en soms kostbare en ‘moeilijke‘ renovatieprojecten onder druk. Zo ontstaat een wat vreemde situatie waarbij iedereen - van minister, stadsbesturen van grote steden, brancheorganisaties tot en met architecten - binnenstedelijke bouwen, waartoe transformatieprojecten vanzelfsprekend behoren, bepleit en in praktijk brengt. Maar waar tegelijkertijd allerlei signalen klinken dat de houdbaarheid van de praktijk op zijn minst onder druk staat. De oorzaak ligt in belangrijke mate bij de genoemde overspannen woningmarkt die om snel en goedkoper bouwen smeekt. Die vraag trekt vakmensen en aandacht weg bij transformatieprojecten. Cobouw gaf in juni een goede situatieschets: ‘Bouw in de binnenstad. Iedereen roept het, maar het is razend ingewikkeld en het ontbreekt aan geld en mankracht.’[1] In hetzelfde artikel staat ook dat minister Ollongren zich bewust toont van de problematiek en daarom een fonds heeft aangekondigd om binnenstedelijk bouwen te ondersteunen. De vraag is of dat fonds qua effectiviteit en omvang zoden aan de dijk zal zetten. Veel bouwers en ontwikkelaars lieten zich er intussen al in sceptische of afwachtende bewoordingen over uit (al of niet tijdens bekende vakbeurzen). Ontwikkelaar VORM meldde ondertussen en passant in haar jaarverslag ook nog eens een pas op de plaats te willen maken op de transformatiemarkt. Uit de noodzakelijke toelichting, nadat een kleine storm over het nieuws dreigde op te steken, werd duidelijk dat men niet minder, maar zeker ook niet meer projecten zou willen initiëren. Als oorzaak werd, onder andere, gewezen ook op de relatieve schaarste aan vakmensen in ontwerp, advies en bouw. De nieuwbouw en acute woningvraag worden als ‘boosdoener’ aangewezen; de nieuwbouw verdringt de transformatiebouw. Het is wel eens rustiger geweest in de wereld van de renovatie en transformatie.
Terug naar Gulden Feniks. De jury en met haar NRP, vanzelfsprekend op de hoogte en zich bewust van de genoemde schermutselingen, kiezen manmoedig voor de weg naar voren. Dit vanuit de terechte overtuiging dat de meerwaarde en noodzaak van transformatie en binnenstedelijk bouwen niet afhankelijk mag zijn van waarschijnlijk voorbijgaande condities en onvolkomenheden of opportunisme in de wereld van de bouw en aannemers. De materie van transformatie vereist een geconcentreerde en specifieke aandacht en aanpak. De nog te transformeren gebouwen en hun (vaak) binnenstedelijke context zijn te kostbaar en te kwetsbaar voor beïnvloeding door de ‘waan van de dag’. De jury haalt in haar juryrapport dan ook niet toevallig de nieuwe bouwcultuur aan die door toenmalig rijksbouwmeester Van Dongen in 2013 werd ingezet. Een bouwcultuur waarbij renovatie en herbestemming het vertrekpunt vormen. In de tussenliggende jaren heeft die focus al veel aandacht, kennis en soms prachtige resultaten opgeleverd. Maar het is nog te vroeg om achterover te leunen. Naast de genoemde problemen in de bouw spelen nog veel anderen zaken waarbij kennis en innovatiekracht nodig om tot oplossingen te komen. De jury wijst daarom op ook de blijvende noodzaak van inventiviteit, experimenteren en het durven nemen van risico’s. Uitdagingen en knelpunten worden voorzien bij het zorgvuldig toepassen van technologisch (duurzame) en energetische maatregelen. Maar ook bij de financiering (wie en hoe) van projecten bij een terugtredende rijksoverheid en intredend privaat kapitaal zijn nog veel stappen te maken. Jurylid Thijs Asselbergs: ‘Er is zichtbaar steeds meer belangstelling door andere dan de gebruikelijk partijen; het veld wordt breder.’ Daarbij gaat het natuurlijk wel steeds om geld verdienen en kapitaal vermeerderen. Die verschuiving naar andere financiers en het toenemend denken in business cases maakt het soms wel lastiger om ingewikkelde of gecompliceerde projecten van de grond te krijgen. De tijden dat lokale of rijksoverheid die gaten vulden is wel even voorbij, volgens Asselbergs. En buitenlandse investeerders zijn (nog) niet erg actief. In die wereld van schuivende belangen en partijen is het extra belangrijk om het ambitieniveau en de kritische ondergrens van monumentenzorg te bewaken. De jury zag deze editie een aantal voorbeelden die in dat opzicht niet al te vrolijk stemden. Toch is de juryvoorzitter Van Randeraat redelijk positief gestemd over de kwaliteit van potentiële inzenders in de komende jaren. Hij benadrukt dat veel van de dit jaar beoordeelde projecten nog de sporen of littekens van de voorbije crisis dragen. De komende jaren zullen toch ook veel transformatie- en renovatieprojecten zichtbaar kunnen profiteren van de verruimde financiële mogelijkheden én de aandacht en populariteit voor de stad in positieve zin. Van Randeraat: ‘We hebben qua binnenstedelijk bouwen nu echt de kans en (collectieve) verplichting om te laten zien wat er kan. Dit zijn jaren waren we later met tevredenheid en trots op moeten kunnen terugkijken.’ Om dat niveau te halen is geld, ontwerpkracht en vakmanschap nodig. Maar Van Randeraat wijst op nog een elementair onderdeel dat volgens hem nog ondermaats is: een scherp en inhoudelijk debat over de invloed van geld, de voortdurende noodzaak van kwaliteit, de soms knikkende knieën van lokale overheden en de gemakzucht waarmee steeds weer gebouwd wordt in beproefde formats. Van Randeraat: ‘We moeten nu bouwen, dat is evident. Maar naast nieuwbouw, speelt transformatie een onbetwistbare rol bij de bestaande woningbouw- en verstedelijkingsopgave. De realisatie ervan is dan wellicht wat trager en moeizamer, maar de kwaliteit op de lange termijn net zo goed, zo niet beter.’