Terug naar overzicht

Column Ninke Happel: Een kamer voor elkaar

In de zomer van 2021 lig ik in een hangmat in de schaduw van twee grote bomen, ergens in het midden van Tsjechië. Het is warm. Mijn kinderen maken het SUP-pen eigen in het meer waar ik op uitkijk. Ik heb tijd voor mezelf.

In die hangmat lees ik Virginia Woolf’s  A Room of One’s Own, geschreven in 1929. Ik kreeg de Nederlandse vertaling vlak voor mijn vakantie, omdat ik een eigen huis zou gaan bouwen. “En, een eigen huis”, aldus de gever, “begint met een kamer voor jezelf”.

In het essay ontrafelt Virginia met humor en via de literatuurgeschiedenis waarom vrouwen maar een klein aandeel hebben in literaire fictie. Wil je meer vrouwen in fictie? Dan moet je ze een eigen kamer geven, met een slot op de deur en ook een afdoende financiële toelage. Virginia heeft nog steeds gelijk. Die kamer voor jezelf is fundamenteel. Voor iedereen eigenlijk. Het staat voor het recht op afzondering. Om tot aandacht, concentratie en verdieping te komen.  

“Een kamer voor jezelf is fundamenteel. Voor iedereen eigenlijk. Het staat voor het recht op afzondering. Om tot aandacht, concentratie en verdieping te komen.” 

Nu, bijna 100 jaar later, wordt steeds vaker de vraag gesteld waarom er zo weinig vrouwen actief zijn in de bouwwereld. In mijn eigen beroepsgroep liegen de cijfers er niet om. Ongeveer de helft van de architectuurstudenten is of identificeert zich als vrouw. Minder dan een kwart van de architecten is echter vrouw. Van alle bureaueigenaren is vervolgens nog maar ongeveer een tiende vrouw. Tot die kleine groep behoor ik. Maar de leaky pipeline gaat verder. Ik geloof dat slechts 1% van alle bureaus een vrouwelijke eigenaar heeft, die het bureau in haar eentje runt. Voor de bouw in het algemeen, zullen de cijfers nog lager zijn. 

Tekst gaat verder onder de afbeelding 

Museum De Lakenhal Leiden. Foto: Karin Borghouts 2019
Museum De Lakenhal Leiden. Foto: Karin Borghouts 2019

Laten we aannemen dat de meeste van die weggelekte bouwvrouwen echt wel beschikken over een kamer voor zichzelf. Ze hebben een (universitaire) opleiding genoten en kunnen vast en zeker hun eigen geld verdienen. Wat weerhoudt ze dan om werkzaam te blijven in de bouw?  

Isabel Allende bracht in 2020 haar memoires uit, als moeder, vrouw, feminist. De titel Wat wij willen verwijst naar een sprookje waarin de Kalief een dief beloofd zijn hand niet af te hakken als hij met een antwoord komt op de vraag: “Wat willen vrouwen?” Isabel vindt dat vrouwen prima zelf in staat zijn om antwoord te geven op die vraag. Ze schetst een post-patriarchale wereld waarin het niet langer draait om het verdedigen van onze verschillen, maar om het koesteren van wat we delen.  

Maar dat vraagt om een brede blik op het leven. Deze zomer bezocht ik in Stockholm een overzichtstentoonstelling van het werk van een befaamd Zweeds ontwerpbureau. Een grote vitrine was volledig gevuld met boeken, waarmee het bureau uitdrukking gaf aan hun inspiratiekader. Het waren slechts architectuurboeken. Geen enkel boek betrof een roman of ging over het leven, over filosofie en sociologie, over kunst of lekker eten. Slechts drie of vier ervan gingen over werk van vrouwen of waren door vrouwen geschreven. Een akelig nauw referentiekader voor een vak dat gedeelde leefomgevingen tot stand brengt, maar voor de architectuurwereld geen uitzondering. 

“Willen we meer vrouwen in de bouw? Dan moeten we ruimte maken. Ons huis uitbouwen.”

Dat brengt mij bij het pas uitgekomen boek Vrouwen in de architectuur. Daarin houdt Lara Schrijver een steekhoudend pleidooi voor architectuur door samenwerking. Lara veronderstelt dat als beter erkend wordt dat architectuur (en wat mij betreft de hele bouw) op alle fronten een samenwerkingsvak is, die vrouwen ook wel blijven, omdat hun complementaire bijdrage op waarde wordt geschat.   

Enfin, willen we meer vrouwen in de bouw? Dan moeten we, nu de bouwwereld toch toe is aan een grondige renovatie, ruimte maken. Ons huis uitbouwen. Met een kamer voor elkaar. Die kamer staat voor het recht op aandachtig luisteren naar, het genereus delen van kennis met én het betrekken van de ander zoals bijvoorbeeld de vrouw, maar ook de ontwerper, de bewoner, de natuur en de toekomst. 

Over Ninke Happel

Ninke is architect en mede-oprichter van architectenbureau Happel Cornelisse Verhoeven. Met het bureau werkt ze, naast de huisvestingsopgave, aan renovaties, restauraties en herbestemmingen van publieke gebouwen en interieurs in Nederland en België. Ninke is jurylid van de Gulden Feniks en nu ook vaste columnist bij NRP. Iedere twee maanden schrijft ze over wat haar bezighoudt in de (bouw)wereld. Het beeld bij deze column wordt op verzoek van Ninke verzorgd door fotograaf Karin Borghouts. Karin heeft een uitzonderlijk oog voor dagelijkse taferelen. Met haar fotografie bevraagt zij de gebouwde omgeving.

Foto: Sylvana Lansu