Terug naar overzicht

Column Ninke Happel: Kleur en beweging

Op vrijdag 1 december 2023 zou ik om 22:50 de nachttrein vanuit München terug naar Rotterdam nemen. Ik keek er naar uit. Het tempo van verplaatsing met de trein past bij mijn denkritme en de cadans wiegt me in slaap. Ik stond goed gemutst op het perron. De avond ervoor had ik een lezing gegeven aan de Hochschule in München. Het publiek bestond uit een zaal vol kleurrijk geklede toekomstige architecten én op de eerste rij hun overwegend zwaarbebrilde, donkergeklede mannelijke docenten met coltrui. Een opvallend contrast. 

Mijn lezing ging over ontwerpen als onbevangen zoektocht naar duurzame verandering van een cultuurhistorische vak. Hoe wij daarbij willen zien hoe vervuilend onze ideeën zijn. En dat we daarom onder andere vernieuwing zoeken in de beperking van wat er al is. In de reparatieve opgave. Hoe we door ontwerpkracht mogelijkheden zien in gebouwen die voor anderen geen waarde meer vertegenwoordigen. Het verhaal werd hoopvol ontvangen door de jonge studenten die allang snappen dat (nieuw) bouwen niet de oplossing is én dat een (nieuw) gebouw niet per se het eindresultaat van een architectonisch ontwerp hoeft te zijn. Zij begrijpen dat de zoekkracht van ontwerpers een onuitputtelijke en hernieuwbare bron is. Maar tijdens het biertje na afloop, kreeg ik veel vragen waarom die bron niet veel meer wordt aangeboord voor het algemeen belang.  

Dat deed mij denken aan de interviews die Arna Mackic en Teun van den Ende onder twintig jonge architecten hielden, en publiceerden in het Jaarboek Architectuur In Nederland 2022/2023. Hieruit kwam naar voren dat zij zich zorgen maken om de marginale rol die architecten krijgen toebedeeld. Architectuur is van oorsprong een vrij beroep. Net als artsen, notarissen en advocaten, werkten architecten vroeger ook op eer. En dat is eigenlijk heel logisch. Zoals Hans Teerds aangeeft in zijn essay “De ruimte die we delen” is de gebouwde omgeving politiek. Het verdient daarom dialoog en ruimere belangenafweging.  

Tekst gaat verder onder de afbeelding 

© Karin Borghouts, Parijs, 2015
© Karin Borghouts, Parijs, 2015

Met dat maatschappelijke engagement worden architecten nog wel opgeleid, maar daar wordt (door marktwerking) bij de totstandkoming van (woon)gebouwen uiteindelijk maar beperkt gebruik van gemaakt. Dat dat leidt tot frustratie is logisch. Immers, zoals het Belgische bureau RE-ST ons in haar boek Zwerfruimte eraan herinnert, hebben architecten twee opdrachtgevers. Degene die hen betaalt én de maatschappij. Het wringt als je niet beide mag dienen.  

Mijn nachttrein had eerst tien minuten vertraging. Toen 60 minuten. Toen 120 minuten. En werd om 02:00 geannuleerd. Het was midden in de nacht. Het vroor tien graden en er viel zeventig centimeter sneeuw. Hotels waren volgeboekt. Ik bracht de nacht door, liggend in het gangpad van een opengestelde trein. Om 06:00 werd duidelijk dat tot zeker maandagmiddag geen trein- of vliegverkeer mogelijk was van en naar München. De stad was zo goed als onbegaanbaar. Het was koud en ik had nauwelijks geslapen. Ik verlangde naar huis. 

“Architecten worden opgeleid met maatschappelijk engagement, maar daar wordt (door marktwerking) bij de totstandkoming van (woon)gebouwen uiteindelijk maar beperkt gebruik van gemaakt.”

En terwijl ik met een kop koffie in mijn hand, leunend tegen een gietijzeren stationskolom, een zelfmedelijdende traan (luxeproblemen) wegpinkte, viel mijn oog op een contrasterend tafereel. Honderden gestrande reizigers stonden geformeerd in eindeloze rijen voor drie informatiebalies. Veel tijd om me af te vragen welke informatie deze reizigers zo de moeite waard vonden om aan te sluiten in een urenlange systemische rij, nam ik niet. Ik hoorde namelijk aanstekelijke geluiden. Ze waren afkomstig van het stationsplein achter mij. 

Kijkend over mijn schouder, zag ik een handjevol gestrande reizigers en evenveel taxichauffeurs met elkaar speeddaten, bondjes sluiten en financiële afspraken maken. Alles handjeklap op vertrouwen tussen twee tot vier voor elkaar onbekende personen. “Dáár moet ik zijn”, dacht ik. 

Ik vroeg twee Nederlandse vrouwen of ze met mij een taxi wilden delen tot ergens voorbij de sneeuw. We stippelden samen een route uit en begonnen aan een opmerkelijke en vooral analoge reis terug naar huis. Onderweg sloten zich meer reizigers aan. We deelden versnaperingen, verhalen en vooral ook heel veel plezier. Tweeënveertig uur na de oorspronkelijke vertrektijd kwam ik thuis. Uitgeput, maar vol van energie door een onoverwinnelijk gevoel van samenwerking.  

Nu wil ik terug naar München. Om de studenten van de Hochschule te vertellen over dit avontuur. En dat op de momenten dat ons eeuwenoude vak misschien onmogelijk lijkt, ze moeten speuren naar de beweging aan de randen van het systeem. Dat ze vooral moeten vertrouwen op hun maatschappelijke verlangens en dat ze die door écht contact met anderen kunnen waarmaken. En natuurlijk dat treinreizen, genereus delen en kleurrijke kleding goed zijn! 

Over Ninke Happel

Ninke is architect en mede-oprichter van architectenbureau Happel Cornelisse Verhoeven. Met het bureau werkt ze, naast de huisvestingsopgave, aan renovaties, restauraties en herbestemmingen van publieke gebouwen en interieurs in Nederland en België. Ninke is jurylid van de Gulden Feniks en nu ook vaste columnist bij NRP. Iedere twee maanden schrijft ze over wat haar bezighoudt in de (bouw)wereld. Het beeld bij deze column wordt op verzoek van Ninke verzorgd door fotograaf Karin Borghouts. Karin heeft een uitzonderlijk oog voor dagelijkse taferelen. Met haar fotografie bevraagt zij de gebouwde omgeving.

Foto: Sylvana Lansu