Een minister van ruimte! Dat is waarvoor het afscheidnemend College van Rijksadviseurs (CRa) - in de persoon van Floris Alkemade, Berno Strootman en Daan Zandbelt - in haar laatste advies pleit. De publicatie vormt een passend sluitstuk van ruim vier jaar (2016-2020) consistent en op aansprekende wijze aandacht vragen voor de grote ruimtelijke opgaven die ons land gaan veranderen: van de woningbouwopgave tot de energietransitie, van het klimaatbestendig maken van onze delta tot de omslag naar kringlooplandbouw.
Met behulp van tentoonstellingen (onder andere Panorama Nederland), adviezen (zoals (X)XL Verdozing en Via Parijs) en prijsvragen (Brood en Spelen, Panorama Lokaal), heeft het CRa de planologische potgrond rond het Binnenhof omgewoeld en geschikt gemaakt voor nieuwe, ruimtelijke stekjes. Was de Haagse stemming vier jaar geleden nog weinig genegen om de ruimtelijke dimensie van bovengenoemde transities te onderkennen, inmiddels lijkt het tij gekeerd. Het politieke besef is ingedaald dat de over elkaar heen buitelende aanspraken op de schaarse ruimte vragen om meer rijksregie. De bijgepunte en aangescherpte NOVI vormt het eerste uitvloeisel van het voorzichtige, planologisch reveil in Den Haag.
Na de Tweede Kamerverkiezingen van volgend jaar zou een minister van Ruimte, een nieuwe bewindspersoon met een eigen mandaat en budget, dit resultaat van de nodige departementale kracht moeten voorzien. Of het hier een nieuw en zelfstandig ministerie betreft of een programmaminister die inhuist bij BZK, laat het CRa in het midden. Duidelijk is wel dat het om een minister(ie) gaat die geen sectorbelangen (zoals wonen en volkshuisvesting) behartigt maar integrerend naar alle claims op de ruimte kijkt, en de rijksbrede besluit- en consensus vorming daarover coördineert. Voor een stevige positie van de nieuwe minster in het kabinet, vindt het CRa drie elementen van cruciaal belang: ambtenaren met 21ste eeuwse vaardigheden, regionale omgevingsagenda’s waarin Rijk en regio elkaar ontmoeten en (financiële) afspraken maken, en een krachtig Planbureau voor de Leefomgeving PLUS (PBL+), dat het ministerie voedt en prikkelt met verkenningen over de grote opgaven.
In feite probeert het CRa de organisatorische scherven van het ter ziele gegane VROM weer bijeen te rapen en te lijmen. De verschillende onderdelen van dat ministerie zijn vanaf Rutte-I aan een departementale zwerftocht begonnen. Wonen werd ondergeschoven bij BZK, milieu en ruimte bij IenM, natuur en landschap bij EZK en later LNV. Ambtelijke kennis, competenties en instrumentarium zijn sterk versplinterd geraakt. Met haar advies beoogt het CRa een ‘gouden reparatie’ van deze beleidsmatige en bestuurlijke breuken. De Rijksadviseurs beoefenen de kunst van het repareren van gebroken keramiek, Kintsugi genaamd, waarbij de sporen van de breuk van VROM en het herstel bijdragen aan de schoonheid van het nieuwe ministerie van Ruimte. Wil dat ministerie geen tandeloze tijger zijn, dan zal de Kintsugi-techniek zich echter niet moeten beperken tot de politieke werkelijkheid in Den Haag maar zich ook moeten ontfermen over de uitvoeringskracht in de regio.
Beleidsmatige visie zonder uitvoeringskracht is namelijk planologie op één been. Daarop kun je bijna niet staan zonder om te vallen. Deze disbalans wreekt zich vooral in het landelijk gebied, dat de komende jaren voor forse uitdagingen staat. Er moet een uitweg worden gezocht (en gevonden) voor de stikstofimpasse, de biodiversiteitscrisis, de omslag naar kringlooplandbouw en het waterbeheer. Waar de Dienst Landelijk Gebied (DLG) zich ooit bekommerde om het realiseren van samenhang in de ontwikkeling van platteland, is deze in 2015 ontmanteld. Het grootste deel van de taken zijn overgegaan naar de provincies. Die hebben de regionale regisseursrol, maar zijn vooralsnog terughoudend en missen kennis van de uitvoering. Feitelijk zijn de waterschappen nog een van de weinige publieke organisaties die beleid kunnen vertalen naar uitvoering in gebiedsprojecten.
De klussen die voorliggen in het buitengebied zijn gigantisch en haast niet oplosbaar zonder ruimtelijke ingrepen. Niet voor niets gaan er steeds meer stemmen op voor een landinrichting 2.0. Maar hoe krijg je de landinrichtingsmachine weer aan de praat? Waar is de cultuurtechnische knowhow gebleven? Wie lijmt met andere woorden de scherven van de ruimtelijke uitvoering tot een goud gerand geheel? Het lijkt me een interessante vraag voor de nieuwe ploeg van Rijksadviseurs die deze maand aantreedt. Nu hun voorgangers de planologisch weg in Den Haag hebben geëffend, kunnen zij zich met de uitvoering in de regio gaan bemoeien.