In Amsterdam is een ware broedertwist ontstaan tussen ontwerpers over de nieuwste stadsuitbreiding, de Sluisbuurt, aan de oostrand van de stad. Het is een bijzonder gevoelige locatie, in het hart van de hoofdgroenstructuur, die van heinde en verre zichtbaar is. Niet alleen vanuit de historische binnenstad, maar ook vanuit alle dorpen in Waterland. De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft een plan getekend met veel hoogbouw.
Al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw willen Europese stedenbouwkundigen niets liever dan een kopie van Manhattan bouwen. Want alleen met hoogbouw kan er zoiets ontstaan als echte stedelijkheid. Tegen dit plan is verzet gerezen. Niet alleen de monumentenmaffia is in het geweer gekomen, maar ook bekende architecten hebben ernstige kritiek. Zij laten zien dat de gewenste dichtheid ook bereikt kan worden met een bouwhoogte die min of meer normaal is voor Europese steden. Bovendien voeren zij steekhoudende technische bezwaren aan tegen hoogbouw, het is onpraktisch en duur.
De hoogbouw- gelovigen hebben geen goede argumenten om hun gelijk te bewijzen. In een ingezonden brief in het Parool die ik helaas niet heb uitgeknipt scholden zij Sjoerd Soeters, een tegenstander, uit voor seniele oude man. Verstandige mensen die buiten de stad of in een fijne provinciestad wonen, beschouwen dit natuurlijk als een ordinaire Amsterdamse burenruzie. Maar het gaat toch wel om een principieel punt, namelijk het karakter van de Europese stad. Als de tegenstanders winnen, zijn we hopelijk voorgoed verlost van het hysterische geloof in hoogbouw dat generaties stedenbouwkundigen geteisterd heeft.
De gemeenteraad staat dus voor een historische beslissing. Daar heb ik niet veel vertrouwen in, maar mocht het gezond verstand zegevieren, lijkt me dat een goede aanleiding voor een grondige herziening van het stedenbouwkundig beleid in Amsterdam. De essentie van het stedenbouwkundig werk is toch de vraag hoe mensen willen wonen. Zou een gezin met twee kleine kinderen echt gelukkig worden in hoogbouw? Waar moeten die kinderen spelen? Hoe gaan ze naar school?
Toen het Algemeen Uitbreidingsplan werd ontworpen, rond 1930, wisten de ambtenaren van de Afdeling Stadsontwikkeling en de Gemeentelijke Woningdienst heel goed dat de eengezinswoning, zij het ook klein, met een tuintje de ideale oplossing was voor gewone Amsterdammers. Maar hedendaagse ontwerpers beschouwen Amsterdam West als een achterlijk tuindorp waar niets te beleven valt. Zo negeren zij een maatschappelijke werkelijkheid die niet alleen in Amsterdam West maar in heel Nederland toonaangevend is.
Veel architecten en vooral stedenbouwkundigen koesteren een diepe minachting voor de familie doorsnee. Natuurlijk is het leuk om huizen voor miljonairs te bouwen en Trump towers, maar de essentie van het vak is toch om de wereld bewoonbaar te maken. Niet alleen voor rijke mensen. Ontwerpers hebben altijd gewerkt voor rijke mensen en voor de kerk, tot de Internationale Congressen voor het Nieuwe Bouwen in 1929 de minimumwoning aan de orde stelden. Daarna heeft het vak een totaal andere inhoud gekregen, met als resultaat de naoorlogse woonwijken en honderdduizenden sociale huurwoningen. Die revolutionaire erfenis wordt nu in Amsterdam verkwanselt, door een handvol overspannen praatjesmakers die menen te weten wat goed is voor de stad.