Het jaar spoedt ten einde. Wat heeft 2019 ons gebracht? In de bouwwereld wordt hard gewerkt aan duurzaamheid. Natuurlijk zal elke architect ook streven naar schoonheid, maar het lijkt alsof de discussie over vorm toch zoetjesaan verstomt. Voor jongere ontwerpers is het modernisme inmiddels iets uit geschiedenisboeken. Zelfs de enorme slagschaduw van Mies en Le Corbusier begint te verbleken. Dat lijkt mij een goed teken. Ruim 40 jaar na het beroemde boek van Charles Jencks over postmoderne architectuur is de rust weergekeerd. Daarbij heeft zich een min of meer geruisloze revolutie voltrokken. Gebouwen worden niet meer afgebroken maar gerenoveerd. De traditionele kloof tussen oud en nieuw, de monumentenzorg enerzijds en nieuwbouw anderzijds, is aan het verdwijnen. Dat heeft natuurlijk grote gevolgen voor het vak, architecten staan nu voor de opgave om een synthese van oud en nieuw te maken, waarbij ook een einde moet komen aan het exorbitante energiegebruik van gebouwen.
Net als lang geleden, toen de volkswoning ontwikkeld moest worden, hebben architecten weer een belangrijke rol als voorhoede in maatschappelijke ontwikkelingen. Maar dat geldt niet voor de stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Het Ministerie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) is alweer jaren geleden afgeschaft en met dat rampzalige besluit zijn ook die ontwerpdisciplines een stille dood gestorven. De gevolgen daarvan beginnen inmiddels pijnlijk duidelijk te worden. Het bijna misdadige ontwerp voor de Sluisbuurt in Amsterdam is illustratief. Maar veel erger is de milieuramp die zich heeft voltrokken op het platteland. Sommige delen van Nederland zijn bijna toxisch door de uitstoot van de intensieve veehouderij. Europese milieuwetgeving wordt met voeten getreden in ons land, het is een beschamende chaos geworden. Terwijl toch in de Tweede nota over de ruimtelijke ordening (1966) nog een toekomstbeeld werd geschetst dat internationaal veel opzien baarde. Wat is er mis gegaan? En hoe kan het evenwicht hersteld worden? Ook in de ruimtelijke ordening zou gestreefd moeten worden naar een synthese tussen oud en nieuw met duurzaamheid als leidraad.
Deo volente word ik volgend jaar 70. Maar helaas komt met de jaren, zoals men wel denkt, niet de wijsheid. Een uitgever benaderde mij met het voorstel om ‘een boek over architectuur’ te schrijven. Een hele eer natuurlijk en bovendien is het niet eenvoudig om de dag door te komen als gepensioneerde. Maar: ‘een boek over architectuur’, waar zou dat over moeten gaan? Piramides? Griekse tempels (wonderschoon gedetailleerd), Franse kathedralen, Engelse landhuizen? Of geheel ten onrechte vergeten architecten als Erwin Gutkind en Henri Sauvage? Of dichter bij huis: Van Tijen?
Wat is architectuur eigenlijk? Misschien moet die vraag alsmaar weer gesteld worden. Er zijn beroemde ‘boeken over architectuur’, die ik bijna uit mijn hoofd ken, van Giedion, Hitchcock en Benevolo. De standaardwerken over het modernisme. Volgens Giedion is het moderne bouwtechniek en avant-garde kunst, volgens Hitchcock is het meer een traditie die langzaam evolueert en bij Benevolo is het modernisme de architectuur van het socialisme. Niemand in Delft gaat die boeken ooit nog lezen. Maar wat is architectuur nu? Veel techniek natuurlijk, meer dan ooit, maar ook een idee over oud en nieuw, een toekomst die onverbrekelijk verbonden is met de geschiedenis van ons land.